Inleiding
De laatste paar jaar lijkt een opeenvolging van crisissen te zijn. Na de klimaatcrisis hebben we inmiddels ook kennisgemaakt met de Coronacrisis, de crisis in Oekraïne, de energiecrisis, de voedselcrisis en dan nu ook de stikstofcrisis. De crisis in Oekraïne, hoe je ook aankijkt tegen de oorzaak ervan, heeft overduidelijk andere crisissen verergerd, zoals de energiecrisis en de voedselcrisis. Het verwijt dat al die wijze EU-politici niet in staat zijn geweest om het conflict met Rusland te vermijden is dan ook niet verwonderlijk en de achterdocht omtrent de ware bedoeling erachter is ook begrijpelijk. Dezelfde achterdocht kom je ook tegen bij de stikstofcrisis.
Is het de politiek te doen om de natuur en de biodiversiteit te beschermen en de volledig uit de hand gelopen intensieve veehouderij in te dammen? Je zou geneigd zijn te denken van wel, maar werd de alarmbel niet al in de jaren 80 van de vorige eeuw geluid door de toenmalige minister van Landbouw Braks (CDA nota bene)? En werd zijn waarschuwing niet decennia lang gebagatelliseerd en genegeerd? Het antwoord luidt bevestigend en daarom is de achterdocht bij met name de veehouders begrijpelijk. Is er soms sprake van een acute stikstofcrisis omdat er eigenlijk een woningbouwcrisis is die veel urgenter is, vooral door de enorme aantallen oorlogsvluchtelingen, met name uit de Oekraïne, en de constante stroom asielzoekers die voor overbezette opvangcentra zorgen? Het feit blijft dat er wel degelijk een stikstof gerelateerde crisis bestaat, waarbij we twee componenten moeten onderscheiden: de stikstofuitstoot veroorzaakt door met name de veehouderij (NH3 ofwel ammoniak) en die veroorzaakt door industrie en verkeer (NOx ofwel stikstofverbindingen met zuurstof veroorzaakt door verbrandingsprocessen). Beide zorgen voor lucht- en bodemvervuiling, maar NH3 heeft een ruim tweemaal sterker negatief effect op biodiversiteit, bron RIVM). Dit laatste verklaart waarom het vooral de boeren zijn die het moeten ontgelden.
Een van hun sterkste argumenten is het feit dat zij voor voedsel zorgen en in een tijd van dreigende voedselcrisis komt dat goed uit. Vandaar de grote sympathie bij velen voor hun protesten. Een ander sterk argument is dat het kabinet de pijn over de agrarische sector wil uitsmeren waardoor er onbegrijpelijke situaties ontstaan op bijvoorbeeld bepaalde Waddeneilanden waar vrijwel geen veehouderij is.
Historie
Na de Tweede Wereldoorlog stond vast dat de hongerwinter nooit meer mocht plaatsvinden. Door het controversiële plan Mansholt (1968) werden boerenbedrijven verplicht om moderner, grootschaliger en daarmee leefbaarder te worden. Zoals reeds gezegd in de inleiding werd er al in de jaren 80 gewaarschuwd dat het ongebreideld uitbreiden van schaalvergroting en focussen op industrial farming onder het motto “Nooit meer honger” ongewenste effecten had: steeds grotere bedrijven, kaarsrechte beken en sloten als gevolg van ruilverkaveling, stankoverlast en aantasting van de landschap en natuur, maar last but not least mestoverschotten. Aan het begin van de jaren zeventig waren door het toegenomen krachtvoergebruik de hoeveelheden stikstof en fosfaat in de mest flink toegenomen. Met de almaar groeiende dieraantallen werd dat een groot milieuprobleem. Beken en sloten bevatten in de jaren zeventig en tachtig veel te veel fosfaat waardoor je enorme algengroei kreeg.
De mineralen uit de mest spoelden via de bodem ook uit naar het grondwater. De groei van de veestapel betekende ook een grotere mestberg, die de boeren niet helemaal kwijt konden op eigen grond of waarvoor ze niet de hoge kosten voor afvoer naar akkerbouwgebieden wilden of konden betalen. De drijfmest werd massaal geloosd in sloten en op het land. Voor er wat aan gedaan werd, was je alweer jaren verder. Lange tijd werd het probleem ontkend, door druk vanuit de agrarische sector. Opeenvolgende kabinetten hoopten telkens met technologische vernieuwingen en strengere regelgeving de problemen op te lossen, maar per saldo groeide de sector steeds door vooral ook omdat de landbouwsubsidies vanaf de jaren 90 gebaseerd werden op aantal hectares. Dit had nog meer schaalvergroting tot gevolg. De Rabobank zorgde voor de financiering van grote investeringen in nieuwe technieken en nieuwe stallen waardoor grotere aantallen dieren nodig waren om uit de kosten te komen. Inmiddels lijkt deze bank spijt te hebben van hun handelswijze. De agrobusiness had er ook belang bij in de vorm van veevoerleverantie , vleesverwerking en zuivelverwerking. Door het mestoverschot, met name bij de varkenshouderijen, kwam daar ook de mestverwerking als businessmodel bij. Kortom, de focus lag volledig op groei.
Nederland als tweede agro-exporteur van de wereld
De vleesfabriek die Nederland is geworden, exporteert jaarlijks voor zo’n 16 miljard euro aan dierlijke producten. Door de import van soja, palmolie en vlees is de Europese Unie – na China – hoofdverantwoordelijk voor ontbossing van regenwouden en andere kwetsbare ecosystemen. In Europa is Nederland koploper in de hoeveelheid ontbost gebied per hoofd van de bevolking.
In 2018 kwam maar liefst 10,4 megaton aan Europees graan ons land binnen voor veevoer, naast 8,9 megaton (niet-Europese) soja. Dit is zeer waarschijnlijk alleen maar gestegen sindsdien. Het merendeel van de ingevoerde soja wordt verwerkt in veevoer. Wat hier achterblijft is de stront. In zulke hoeveelheden dat de akkerbouw er ook geen raad meer mee weet: het mestoverschot.
Deel 2 zal verder ingaan op het mestoverschot, de perverse prikkels en De gevolgen van de stikstofcrisis voor de regio Venray